Ik kwam in Oost-Berlijn, de muur stond er nog. Wachtposten aan de grens, prikkeldraad en bewapende grenspolitie gaven een angstig gevoel. Een paar uur later bij vrienden een heel gezellig feestje. Mijn glaasje werd steeds volgeschonken en ik was te beleefd om krachtig af te slaan, dus dronken, erg dronken. Plotseling gebeurt er iets geks met me, ik verzin een incident met politie vlak over de grens: Ik begin hardop te liegen: “Loop ik in de Friedrichstrasse, zie ik twee grenspolities, loop ik naar ze toe en zeg: Goede middag heren. Wij lopen in de Friedrichstraat, kunt u mij zeggen naar welke Friedrich deze straat genoemd is? Friedrich Hebbel, Friedrich Engels, Friedrich Nietzsche, Friedrich der Grosse misschien? Agenten weten geen raad met de vraag; kijken naar elkaar, naar mij, naar links en rechts en dan kijkt een mij aan en zegt terwijl hij zijn hand uitsteekt: Laat uw paspoort zien!” Nu barsten de op het feest aanwezige Duitsers in lachen uit. Ik hoor zeggen: “O dat zijn de Saksische boeren, die willen hier nog wel dienst doen om ons gevangen te houden, die weten van niets Zo is het precies, wij hoeven je niets meer te vertellen!“ Ik kom een beetje bij zinnen en besef hoe absurd het is. Na vijf uur in dit onbekende land. Ikzelf met goede kleren, veel geld, vrijheid, zeker van mijn rechten in mijn eigen land waar de overheid fatsoenlijk is.. Dan ook nog eens met een dronken leugen, die kennelijk een schot in de roos was, precies blootleggen hoe het is in dit land dat als gevangenis beleefd wordt door zijn burgers. Ik schaamde mij plotseling over zoveel arrogantie. Ik durfde niet meer te zeggen dat mijn fantasie een inval was van een dronkenschap. Ik heb het ook later nooit verteld aan mijn vrienden in het toenmalige Oost-Berlijn. Ik hield het geheim.